Sinds Lust for Life (met Kirk Douglas) uit 1956, zijn er zeker al tien films gemaakt over Vincent van Goghs leven. Tien! Kun je dat voorstellen? Ik denk dat er slechts weinig mensen zijn over wie al meer dan tien biografische films gemaakt zijn. Voor een deel is dat niet verbazingwekkend: zijn getormenteerde levenspad, zijn prachtige, fantasierijke schilderijen, de mythes in zijn leven (het oor, zijn vriendschap met Gauguin, zijn vroege dood), en gewoonweg de naamsbekendheid (wie kent van Gogh nu nogh niet?) vormen een recept dat filmmakers altijd een sappige brok geleverd heeft.
Wat kan er dan in hemelsnaam nog gezegd worden over van Gogh? Regisseur Julian Schnabel kwam, zag, en durfde. Hij durfde het toch nog aan een nieuwe van Gogh-film te maken. En eerlijk? Het is zelfs nog geen half mislukte poging. Verre van. Dit is nu wel de eerste van Gogh-film die ik ooit zag, dus ik kan niet met andere vergelijken. Maar op zich mag de film er zijn.
In tegenstelling tot andere biopics volgt de film van Gogh niet van wieg tot sterfbed, maar enkel zijn periode in het zuiden van Frankrijk tot aan zijn dood in Auvers-sur-Oise. De bekende episodes uit die periode passeren de revue: zijn financiële moeilijkheden, de steun van zijn broer Theo, de opname in het psychiatrisch centrum in Saint-Rémy-de-Provence, zijn vriendschap en conflict met Paul Gauguin, zijn terugkeer naar Parijs en zijn mysterieuze dood.
Schilderachtig camerawerk
De film is qua stijl minimalistisch: verwacht geen melodramatische muziek, of uitgebreide historische sets van deze film. Ook de begin- en eindgeneriek is zeer sober (witte tekst op zwart met schreefloos lettertype) en de muziek is eerder aan de minimalistische kant; piano met soms eens wat viool erover. Er wordt knap omgegaan met de soundtrack, die soms in het midden van het lied ophoudt, zonder enige fade-out. En eigenlijk is dit een geweldige keuze: op deze manier kunnen de schilderijen van van Gogh pas echt schitteren, zo kan zijn rumoerige toestand pas echt centraal staan.
Mooi in beeld gebracht is eveneens de steun en liefde die Vincent van zijn broer Theo ontving. We krijgen echt de kwetsbare kant van de inmiddels wereldberoemde kunstenaar te zien. Het camerawerk is vaak schokkerig, in eerste persoon, en verkleurt soms op dezelfde kleurrijke wijze als zijn schilderijen. Dit alles kun je mooi als uitdrukking van van Goghs innerlijke onrust zien.
Soms wordt een scène plots weggeknipt en spoelen we onmiddellijk door naar een ander, bijvoorbeeld na de scène waarbij van Gogh een vrouw op het platteland op een specifieke manier wil tekenen, waarbij zij denkt hij haar wil aanranden. Het feit dat er een stuk uit de film verdwijnt, doet denken aan van Goghs eigen geheugenverlies, waarover hij ook praat met de psychiater.
Van Gogh dreigt in de film soms een beetje te veel in de rol van 'geniale, maar misbegrepen en uitgestoten visionair' te worden geduwd. Hij wordt door Gauguin afgewezen, bijna niemand in de omgeving apprecieert zijn kunst, de priester in Saint-Rémy noemt zijn werk zelfs 'lelijk' en ook hijzelf vergelijkt zich met Jezus, die in zijn tijd ook geen gehoor vond en pas later enorme erkenning ontving. Nu zal dit voor een deel wel historisch accuraat zijn, toch dreigt het soms een beetje een eenzijdig beeld te worden.
Dat wordt echter gedeeltelijk gecompenseerd door ook van Goghs eigen twijfels over zijn werk in beeld te brengen, zoals wanneer hij teleurgesteld is over het feit dat Theo geen enkele van zijn schilderijen kon verkopen - ondanks een lovende recensie in de krant. In de film voert van Gogh ook even een gesprek met een medepatiënt in het psychiatrisch centrum. Helaas blijft het qua interactie met andere patiënten daarbij.
Dit is jammer, want van Goghs leven in de instelling had een andere kijk op zijn leven kunnen bieden. In de 'normale' samenleving werd hij afgekeurd, verstoten zelfs (er werd een petitie gemaakt om hem uit Arles te schoppen). De psychiatrische instelling had een mooie kans kunnen zijn om dan te tonen hoe van Gogh behandeld werd door mensen die eveneens buiten de 'normale' maatschappij staan. Misschien zouden zij, de zogenoemde 'gekken', juist toleranter zijn?
Daarnaast is er nog de acteur in de hoofdrol. Het feit dat van Gogh, die zelf nooit ouder dan 37 is geworden, gespeeld wordt door een 63-jarige Willem Dafoe (die trouwens meewerkte aan de replica's van de schilderijen), lijkt op het eerste zicht wat ongeloofwaardig. Maar eigenlijk stoort dit geen moment, omdat Dafoe over de perfecte gelaatstrekken beschikt om van Gogh te kunnen spelen: dezelfde neus, dezelfde ogen, dezelfde haarstijl, dezelfde melancholie in zijn gezicht, ...
Tenslotte kent de film een interessante afloop. Aan het einde van een film over van Gogh zouden we verwachten dat hij zelfmoord zou plegen, maar dat blijkt nu niet het geval. In de plaats daarvan wordt ons schokkerig getoond hoe twee jongemannen (erop uit om zijn werken te vernietigen?) hem (per ongeluk of opzettelijk?) in de buik schieten. Kort nadien overlijdt hij in het bijzijn van Theo.
Dit is dus zeker een geslaagde film. Van Goghs werk staat echt centraal, net als zijn rumoerige geest, zijn tevergeefse zoektocht naar liefde en genegenheid in een harde wereld. Dit wordt begeleidt door een aardige soundtrack. Alleen enkele kleine clichés werken tegen, zoals de eenzijdige rol waarin Vincent soms verschijnt.
Favoriete quote: 'I paint, as a matter of fact, to stop thinking. I stop thinking, and I feel that I'm a part of everything outside and inside of me.'
Rating: 7/10