God als Misvatting, het is wel een heel stellige titel. Maar dat is nog niets in vergelijking met de oorspronkelijke Engelstalige titel: The God Delusion, de Godswaan dus. Zoals je al kan voorspellen is het een boek dat op veel reactie en/of kritiek kan rekenen, zowel vanuit religieuze als uit seculiere hoek. Ik voelde mij geroepen om Richard Dawkins werk zelf eens te lezen en zelf de balans op te maken. (Dit is het langste artikel op mijn blog!)
God als Misvatting is een dik boek, grappig genoeg is het even dik als de gemiddelde uitgave van de Bijbel. Het boek is netjes opgebouwd uit tien hoofdstukken die haarfijn uitleggen - Dawkins is een evolutiebioloog, een rasechte natuurwetenschapper - wat Dawkins te zeggen heeft over religie en godsgeloof. Vooraleer ik mijn waardering van het boek uitdruk, overloop ik grondig wat er in die tien hoofdstukken gezegd wordt.
Dawkins start zijn boek met een hoofdstuk genaamd Een diep religieuze ongelovige. Hij maakt duidelijk hoe beroemde geleerden (Carl Sagan, Stephen Hawking, Albert Einstein) niet in een persoonlijke god geloofden, maar 'God' eerder als metafoor voor de schoonheid van de natuurwetten en de kosmos gebruikten. Hij bekritiseert het naar zijn mening overmatige respect dat de samenleving voor religie heeft.
In hoofdstuk twee (de God-hypothese) verduidelijkt de auteur het uitgangspunt van zijn boek. Het geloof in god(en) moet worden behandeld als een wetenschappelijke hypothese. Dawkins formuleert deze hypothese zo: Er bestaat een bovenmenselijk, bovennatuurlijk wezen dat doelbewust het universum en alles erin, inclusief wij mensen, heeft ontworpen en geschapen. Daarnaast maakt Dawkins komaf met NOMA (Non-overlapping Magisteria), de idee dat godsdienst en wetenschap twee aparte domeinen zijn, waarbij wetenschap gaat over het rationele weten en godsdienst over de zin van het bestaan, de waarom-vraag.
De verering van de gaten
In hoofdstuk drie (Argumenten voor het bestaan van God) verzamelt Dawkins de meest voorkomende argumenten voor het bestaan van God, om ze vervolgens een voor een te weerleggen. In het hoofdstuk daarna brengt Dawkins dan weer argumenten tegen het bestaan van God. Eerst weerlegt hij eigenlijk eerder creationisme (de idee dat God een voorwaarde is voor het bestaan van de wereld en de dieren).
Dit hoofdstuk wordt volgens mij pas interessant wanneer Dawkins begint over 'de verering van de gaten.' Vanouds diende godsdienst o.a. als verklaring voor natuurfenomenen: de bliksem kwam door de hamer van Thor, de liefde was het werk van Aphrodite of Venus, enz. De afgelopen eeuwen is de wetenschappelijke kennis steeds meer toegenomen (donder is het resultaat van verwarmde lucht nabij elektrische bliksem, de liefde is een resultaat van chemicaliën in je hersenen die je tot voortplanting zouden moeten brengen - al is liefde misschien toch nog veel meer dan dat...)
Daarom is het gebied van God en godsdienst steeds kleiner geworden. Tegenwoordig zou het enkel nog beperkt zijn tot de vraag waarom we bestaan, hoe het universum geschapen is, of er leven na de dood is enz. Maar Dawkins stelt zich er vragen bij of we de vragen die we nog niet, of misschien zelfs nooit kunnen beantwoorden, aan religie moeten overlaten (zie ook NOMA). Hij vergelijkt het met een goocheltruc: als je de verklaring van de truc niet kent, kun je gemakkelijk aannemen dat het wel door een bovennatuurlijke kracht moet komen. Totdat de goochelaar zijn truc uitlegt. Dawkins stelt dat het daarom beter is dat we apriori bovennatuurlijke verklaringen uitschakelen, zoals we ook bij de goocheltruc gedaan hebben.
De oorsprong van religie
Hier eindigt het meer metafysische deel van het boek (de godsvraag op zich) en gaan we over naar het meer 'wereldlijke' deel van godsdienst. Dit gaat van start met hoofdstuk vijf, waarin Dawkins opzoek gaat naar 'de wortels van religie'. Het bestaan van religie is - gezien de evolutietheorie - bizar, vindt Dawkins, omdat religie bijzonder weinig efficiënt is, en darwiniaanse evolutie zal zo weinig mogelijk dingen doen ontstaan die te veel energie kosten (beetje een vreemd argument, maar kom, ik snap de logica wel). Er moeten dus nog meer redenen zijn voor het bestaan van religie. Stressvermindering en groepsselectie (religieuze groepen zijn hechter en overleven langer) zijn al twee dingen, maar er is meer.
Dawkins zoekt de oorsprong van religie in meer psychologische factoren. Hij zegt dat we religie gemaakt hebben vanuit de psychologische noden, zoals de nood aan verklaringen, en het intuïtieve aanvoelen van een scheiding tussen verstand en lichaam. Een andere verklaring (eigenlijk uit hoofdstuk tien) heb ik in een ander artikel uitvoerig besproken. Daarnaast vergelijkt hij de liefde voor een God of goddelijk wezen met de passionele liefde voor een ander mens - en creëert zo een onbedoeld mooie passage (hier kom ik later nog op terug).
Hoofdstuk zes behandelt de oorsprong van de moraliteit. Waarom zijn mensen goed? Volgens veel gelovigen komt dit omdat religies en heilige boeken ons vertellen goed te leven. Dawkins meent echter dat hetzelfde moreel gevoel over heel de wereld te vinden is, welke religie men al dan niet aanhangt. De verklaring voor goed gedrag is evolutionair-biologisch.
In het zevende hoofdstuk neemt Dawkins de Bijbel onder de loep. Hij belicht de duistere en vaak weggemoffelde passages. Op die manier toont hij aan dat de Bijbel geen bron van moraliteit of moreel kompas is, maar historische literatuur - die desondanks een grote culturele waarde heeft. Hij rekent ook af met de kritiek dat Stalin en Hitler hun misdaden tegen de mensheid begingen in naam van het atheïsme.
In hoofdstuk acht rekent Dawkins af met de kritiek dat hij religie onnodig vijandig behandelt, door erop te wijzen dat hij - of welke andere atheïst ook - nooit geweld zou plegen in naam van het atheïsme, terwijl in naam van de godsdienst wél al veel geweld en onrecht gepleegd is. Hij neemt als voorbeelden homoseksualiteit en abortus.
Het voorlaatste deel van het boek neemt nog een voorbeeld van de duistere kant van religie onder de loep: de houding tegenover kinderen. Religie brainwasht kinderen, zegt Dawkins, terwijl ze beter voor zichzelf zouden denken. De Bijbel wordt beter aangeleerd als historische literatuur, niet als feit.
Gevoel ≠ waarheid
In het tiende en laatste hoofdstuk buigt de schrijver zich over de ultieme zinsvraag. Waarom zijn we hier? Wat kunnen we met ons leven doen? In lijn met zijn kritiek op NOMA (zie boven), vindt hij dat we dit niet aan religie mogen overlaten. Dawkins is in dit hoofdstuk duidelijk: gevoel en waarheid zijn twee complete andere dingen. Je mag ze niet verwarren. Oké, zegt Dawkins, misschien dat sommige mensen troost vinden in een onzichtbare vriend of de belofte van leven na de dood. Maar wetenschap biedt reëelere troost, zoals geneeskunde.
Dawkins rondt zijn boek af met de metafoor van 'de moeder van alle boerka's'. Hij vergelijkt de menselijke waarneming met een boerka: in een boerka kan je maar door een klein kijkgaatje zien. Hetzelfde is in zekere zin zo voor de menselijke waarneming: wij zien slechts een beperkt deel van het visueel spectrum, kunnen slechts een beperkt bereik geluiden horen, en kunnen geen gigantisch grote zaken (superclusters) of gigantisch kleine zaken (moleculen, atomen) met het blote oog waarnemen. We zien enkel middelgrote, alledaagse zaken, wat Dawkins de 'Middenwereld' noemt. Religie zou ons leren tevreden te zijn met niet-begrijpen en niet-weten, terwijl, als we deze barrière, deze 'boerka' wegnemen, een wereld van onbeperkte verwondering zich aan ons opent...
Mijn waardering
Dit was een heel fijn boek om te lezen, en ik heb zowel kritiek als lof over Dawkins ideeën. Eerst behandel ik de volgens mij sterke kanten van het boek, dan de minder goede punten (of zal ik eerder zeggen: blinde vlekken).
Ten eerste is het een uiterst vlot leesbaar boek. De stijl is glashelder en laat niets aan de twijfel over. Het boek is netjes gestructureerd. Je bent meteen mee in Dawkins gedachtegang. Soms is er ook ruimte voor Dawkins typische, droge sarcasme, zoals wanneer hij een argument van Thomas van Aquino weerlegt. Thomas Aquinas zegt dat God wel moet bestaan, omdat mensen verschilllen in gradatie van goedheid, de een is al wat slechter dan de andere, maar er moet een soort maatstaf zijn, een soort ultieme, volmaakte goedheid. Thomas Aquinas noemde dit God. Dawkins:
Is dat een argument? Dan zou je net zo goed kunnen zeggen dat mensen verschillen qua stank, maar dat we de vergelijking alleen kunnen maken door terug te grijpen op een volmaakt maximum van voorstelbare stank. Derhalve moet er een stinkerd bestaan die uitsteekt boven alle andere, en die noemen we God.
Welja, misschien is dat ook wel God, de ultieme, oneindige stank. Daarnaast vind ik het ook goed dat Dawkins (in hoofdstuk zeven) de minder bekende, minder plezierige passages van de Bijbel belicht. Ik vind het soms verbazend dat - zowel gelovigen als ongelovigen - zo slecht op de hoogte zijn van het geweld, de moorden, de incest, het seksisme en ander onrecht dat wel degelijk in de Bijbel staat - naast natuurlijk ook de wijsheid, de mooie proza en parabels als de Goede Samaritaan. Zelf kan ik de gewelddadige stukken van de Bijbel moeilijk een plaats geven. Maar het is goed dat je weet dat ze er zijn, in ieder geval. Tenslotte ben ik akkoord met Dawkins als hij zegt dat onze moraliteit iets is dat los van tradities bestaat, het is gewoon iets dat ons tot mens maakt en overal gevonden wordt.
Het godsdienstconflict als misvatting
Maar er zijn ook serieuze gebreken in dit boek. Ik herken er vier, en ik overloop ze een voor een.
1. Dawkins' nauwe definitie van God. Het boek gaat er van vooraf van uit dat het bestaan van God als een wetenschappelijke hypothese moet worden beschouwd - iets wat de meeste religieuzen zullen ontkennen. Dawkins gaat hier wel heel erg veer in. Zo citeert hij in hoofdstuk één de eminente fysicus Steven Weinberg:
Sommige mensen hebben ideeën over God die zo breed en flexibel zijn dat ze God wel moeten vinden, waar ze ook naar hem zoeken. Je hoort wel zeggen 'God is het nec plus ultra' of 'God is onze betere natuur', of 'God is het universum'. Natuurlijk kan het woord 'God', zoals elk ander woord, elke betekenis krijgen die we eraan willen geven. Als je wilt zeggen dat 'God energie is', dan vind je God ook in een brok steenkool.
Wel, wat als God dan toch een brok steenkool is? Of wat als we God gewoon zo noemen. Wat is daar mis mee? Dat is toch gewoon maar poëzie? Het kan trouwens heel mooi zijn. Ik herinner me nog goed een scène uit een de film Into The Wild (prachtige film), waarin het hoofdpersonage Chris McCandless op een heuvel zit naast Ron Franz, een oude, gepensioneerde man. Hij vertelt Chris:
En ik weet dat je ook je bedenkingen hebt over de kerk, maar er iets meer dat we allemaal kunnen appreciëren. En het lijkt erop dat je het niet erg vindt om dat God te noemen. Maar wanneer je vergeeft, dan heb je lief. En wanneer je liefhebt... schijnt Gods licht over jou. [Chris: Holy shit!]
Ik weet zelf niet of ik in een god geloof, maar, dat soort scènes, ontroeren mij altijd. Ik weet niet zo goed waarom. Er is iets... zo authentieks aan. Maar volgens Dawkins is ook dit niet oké. Moeten we dan echt dit vrije gebruik van het Godsconcept verbieden in de naam van het atheïsme? Dat riekt naar machiavellisme (het doel heiligt de middelen). Zo ver hoeven we echt niet te gaan.
2. Dawkins schuift de zinsvraag onder tafel. Ik laat de schrijver eerst zelf aan het woord:
Gaat er achter de 'behoefte' aan een God een gelijkaardig infantilisme schuil? [...] Een echt volwassen kijk op het leven daarentegen is dat het leven zo betekenisvol, zo gevuld en zo mooi is als het zelf maken. En we kunnen het leven verdraaid mooi maken. [...]
Het wereldbeeld van de atheïst is dienovereenkomstig een bevestiging en opwaardering van het leven, en wordt tegelijkertijd nooit bezoedeld met zelfmisleiding, wensdenken of met het huilebalkende zelfbeklag van mensen die vinden dat het leven hun iets verschuldigd is.
Wat Dawkins met dergelijke passages vooral doet, is de vraag naar zin en troost onder de bank schuiven. Hij zet naar mijn mening mensen in moeilijke tijden, die zich tot iets bovennatuurlijks richten, weg als kinderachtig. Terwijl daar helemaal niets kinderachtig aan is. Dawkins sluit zijn boek volgens mij redelijk flauw af, ik bleef op mijn honger zitten. In de plaats van zijn bizarre boerkametafoor kon hij het misschien hebben over hoe de liefde, de kunst en ons levenswerk ons een mate van zingeving brengt. Om een criticus op Quora te parafraseren: een weduwe die ernaar uitkijkt om haar man weer te zien na de dood, doet niemand kwaad.
'De enige zin in het leven is de zin die je er zelf aangeeft', het is een mantra dat je tegenwoordig wel eens op een Facebookprofiel ziet staan. Maar volgens mij is dit slechts een schaamlap over de leegte die het verbergt. Want, zelf zin aan je leven geven, dat is toch onmogelijk; je vindt pas zin in het leven dankzij andere mensen - familie, vrienden, geliefden, leerkrachten, ... Daarnaast kan je je de vraag écht stellen: is het leven ons iets verschuldigd?
Dawkins vindt van niet, maar is het wel zo? We hebben niet eens gevraagd om te leven. We worden geworpen (Geworfenheit) op deze wereld. En dan komen we terecht in een wereld waarin zo veel dingen oneerlijk zijn, zo veel dingen niet zijn zoals ze horen te zijn. Dan vind ik het maar op z'n zachtst gezegd terecht dat we de vraag durven stellen of we van het leven niets verschuldigd zijn. Sommige mensen vinden in God of het leven na de dood een verschuldiging. Dawkins gaat deze verschuldigingsvraag uit de weg, en dat lijkt mij een vergissing.
Dan is er nog de vergelijking tussen de liefde voor een geliefde en de liefde voor een god die we vinden op bladzijde 202.
Godsdienstig geloof heeft onmiskenbaar trekken gemeen met verliefd worden (en beide fenomenen vertonen veel kenmerken van het onder invloed staan van een verslavende drug). [...]
Dan citeert hij een neuropsychiater genaamd John Smythies:
Een facet van de vele gezichten van religie is een innige liefde, gericht op één bovennatuurlijke persoon, namelijk God, met daaraan gekoppeld ontzag voor iconen van die persoon. [...] Veel positieve bevestiging stamt uit religie: het warme en geruststellende gevoel te worden bemind en beschermd in een gevaarlijke wereld; de verlossing van de angst voor de dood; hulp van bovenaf [...] Verliefdheid gaat gepaard met veel fysiologische bijzonderheden, onder andere hevig zuchten.
Vooral de droogheid van die laatste zin doet mij bijna lachen. Eigenlijk, als je het zo beschrijft, klinkt het soms meer als een pleidooi voor godsgeloof. Waarom zouden we in ons godsgeloof geen bevestiging van onze liefde en onszelf zoeken? Wat is er mis met dit geruststellende gevoel? Is dat voor Dawkins weer een teken van zwakte? De liefde voor het bovennatuurlijke heeft in alle geval één voordeel. Liefdesrelaties met mensen kunnen eindigen. Maar de liefde voor god(en), die is eeuwig. Dat is waarom die zo wijdverbreid is.
3. Dawkins overschat de rol van religie in conflict, en onderschat de rol van economische verhoudingen. Dit is mijn grootste en belangrijkste kritiek op het Dawkins' werk. Ik herhaal, de belangrijkste. Zijn boek bulkt van de voorbeelden die - weliswaar overtuigend - aantonen waar religie een slechte kracht kan zijn. We denken aan godsdienstoorlogen, discriminatie van vrouwen en holebi's, vervolgen van andersgelovigen, het onderdrukken van kritisch denken, ... Het probleem is echter dat Richard Dawkins - al zal hij het zelf niet zo zeggen - continu ervan uitgaat dat, indien religie zou verdwijnen uit de wereld, daarmee vrijwel alle conflicten opgelost zouden worden. Niets is minder waar.
We moeten ons ervan bewust zijn dat menselijk conflict voor een gigantisch deel in stand gehouden wordt door economische ongelijkheid. De rijkdom zit geconcentreerd in de handen van een kleine groep superrijken, terwijl de overgrote meerderheid bijna niets bezit. Toegegeven, Dawkins raakt dit ook wel eventjes aan. In zijn eigen woorden:
Jaja, natuurlijk zin de problemen in Noord-Ierland van politieke aard. Er is inderdaad sprake geweest van economische en politieke onderdrukking van één groep door de andere, en die dateert van eeuwen her. Er zijn daadwerkelijk oprechte grieven en onrechtvaardigheden, en die lijken allemaal weinig met religie te maken hebben.
Het probleem is echter dat Dawkins dit verder in het boek totaal niet aanraakt, en de oorzaak van alle problemen herleidt tot religie (zie ook de titel van de documentaire over het boek The Root of All Evil? Dawkins had echter wel bezwaren tegen deze titel.) Dawkins onderschatting van economische ongelijkheid als motor achter conflict is als het ware de blinde vlek van het boek. Om dan nog maar te zwijgen van mimetische begeerte.
Je moet weten dat, met de uitvinding van de landbouw meer dan 10 000 jaar geleden, de basis voor economische ongelijkheid ook gelegd werd. Het werd vanaf dan - met de intrede van geld ook - mogelijk voor sommige mensen om veel meer bezit te verzamelen dan anderen, en op die manier anderen uit te buiten.
Deze uitbuiting heeft tot veel geweld geleid tot op vandaag: hetzij in de vorm van rijke machtshebbers (keizers, generaals, het militair-industrieel complex) die 'naties', volkeren tegen elkaar opzetten, hetzij in de vorm van economisch achtergestelde groepen die rechtstreeks in opstand komen tegen rijke machtshebbers. Bij die tweede vorm komt het meeste geweld niet van de opstandelingen, maar van de onderdrukkers van de opstanden (bv. slavenopstanden, de anti-Apartheidsbeweging). Merk dat de gemeenschappelijke deler steeds de ongelijke verdeling van middelen is, en niet religie (dat vaak slechts een label is waarachter die economische ongelijkheid schuil gaat).
Op de bovenstaande grafiek zie je een overzicht van de ergste oorlogen en gruweldaden uit de geschiedenis, gemeten aan de hand van het aantal slachtoffers (in miljoenen). Deze interessante grafiek werd door http://www.fallen.io/ww2/ gemaakt. (Klik om uit te vergroten). De rode balk stelt de Tweede Wereldoorlog voor, het ergste conflict in de geschiedenis qua aantal doden.
Bemerk dat alle grootste, gewelddadige gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis - WO2, WO1, de Mongoolse invasies, het regime van Mao Zedong, de An Lushan-opstand, de Atlantische Slavenhandel (deze zes zaken zijn collectief slecht voor wel 196 miljoen doden!) - vrijwel niets met godsdienstconflicten te maken hadden, maar wel met andere motieven, voornamelijk: imperialisme (het verlangen land van tegenstanders in te nemen), machtsconflicten, vreemdelingenhaat en economische hebzucht. Dat zijn allemaal dingen die perfect kunnen bestaan zonder religie, en in ieder geval hand in hand gaan met sterke economische ongelijkheid en uitbuiting. Als Dawkins als reactie daarop schrijft:
Behalve dan - en dat is een belangrijk punt dat velen over het hoofd zien - dat er zonder religie geen etiketten zouden zijn aan de hand waarvan men zou kunnen bepalen wie onderdrukt en wie gewroken moet worden.
dan is dat totaal niet overtuigend in het licht van de bovenstaande data. Want er zouden zonder religie dus duidelijk wel etiketten zijn (nationaliteiten, politieke overtuiging, economische positie).
4. Analytisch chauvinisme. Wat is dit in hemelsnaam? Hiermee bedoel ik Richard Dawkins' vooringenomenheid tegenover bepaalde filosofen. Hij lijkt met name de filosofen van de analytische (=Anglosaksische) traditie te bevoordelen, zoals bijvoorbeeld Bertrand Russell, die hij geregeld citeert, en één keer ook Ludwig Wittgenstein. De grote French Theory-filosofen daarentegen zet hij licht spottend weg als onzinverkopers. Twee maal komt dit duidelijk aan bod in het boek. Op bladzijde 304 lezen we:
Filosofen - zeker amateurs met weinig wijsgerige bagage en vooral lieden die zijn besmet door het virus van het cultureel relativisme - komen op dat punt aanzetten met de slaapverwekkende afleidingsmanoeuvre: is het belang dat een wetenschapper hecht aan bewijs op zich ook niet een blijk van fundamentalistisch geloof?
In dit argument herkennen we zeker de postmoderne Franse filosofen. Blijkbaar wordt Dawkins oncomfortabel van de idee dat er misschien meer kan zijn dan bewijs. Het wordt nog duidelijker op bladzijde 373:
Voor 'een boek dat een broodnodige leemte vult in de literatuur over de poststructuralistische beweging', zie de website [...]. Eigenlijk kostelijk dat dit overbodige boek (het vult immers een broodnodige leemte) helemaal gaat over Michel Foucault, Roland Barthes, Julia Kristeva en andere coryfeeën van de haute francophonie.
Het hautaine sarcasme in deze passage is mij duidelijk. Volgens mij komen veel van de gebreken in God als Misvatting echter voort uit Dawkins' gebrek aan interesse en respect voor deze toch wel verstandige filosofen.
God als Misvatting als misvatting?
Laten we nu even de balans opmaken. In deze recensie heb ik het toch vooral over mijn kritiek op Dawkins' gedachtegoed gehad. Dat neemt echter niet weg dat ik het boek van harte aanbeveel aan iedereen die ook maar een beetje geïnteresseerd is in godsdienst, religieus geweld, het bestaan van God en dergelijke zaken.
Het leest als een sneltrein en het zal je - wat je er ook van maakt - zeker en vast tot nadenken aanzetten. Het boek is er alleszins in geslaagd mij tot nadenken aan te zetten - anders zou deze recensie nooit zo lang en breed geweest zijn. Daarom alleen al ben ik Richard Dawkins heel dankbaar. God als Misvatting: het is geen misvatting om dit boek een kans te geven!
Rating: 8/10