Bij het lezen van Richard Dawkins' befaamde en veelbesproken boek 'God als misvatting' (een recensie hiervan volgt zeker!), stootte ik op een wel zeer fascinerende theorie over de menselijke psychologie. Even situeren.
In hoofdstuk 10 van zijn boek heeft Dawkins het nogmaals over de mogelijke psychologische mechanismen die aan de basis van geloof in god(en) zou kunnen liggen. Hij suggereert eerst dat de kinderlijke neiging om een fantasievriendje te verzinnen, een mogelijkheid is, indien dit 'fantasievriendje' in de volwassenheid verder leeft als godheid. Maar hij verkent ook een andere mogelijkheid: misschien komen goden niet voort uit de kinderlijke fantasie, maar zijn ze een gevolg van een volwassen denkproces. Ik vind dat Dawkins de hypothese zelf zeer goed uitlegt, dus laat ik hem aan het woord. Hij is nogal sceptisch over de theorie, maar ik vind het gewoon te interessant om zomaar weg te wuiven.
Ik moest daaraan denken toen ik een boek las van de Amerikaanse psycholoog Julian Jaynes, The Origin of Consciousness in the Breakdown of the Bicameral Mind, een boek dat al even vreemd is als de titel doet voorkomen. Het is typisch zo'n boek dat óf complete larie is óf een werk van eminente genialiteit; een tussenweg is ondenkbaar! Ik vrees dat het larie is, maar ik schort mijn oordeel toch liever even op.
Jaynes stelt vast dat veel mensen hun eigen denkprocessen bekijken als een soort dialoog tussen hun 'zelf' en een andere interne protagonist in hun hoofd. Tegenwoordig begrijpen we dat beide 'stemmen' uit onszelf stammen - als we dat niet snappen worden we behandeld als geesteszieken. [...]
Jaynes meent dat ergens voor 1000 v. Chr. mensen zich in het algemeen niet bewust waren dat die tweede stem [...] uit henzelf kwam. Ze dachten dat de [stem] een god was: laten we zeggen Apollo of Astarte of Jahweh, of, wat waarschijnlijker is, een lagere huisgod die hun advies of opdrachten gaf. [...] Jaynes meent dat dergelijke goden zich ontwikkelden uit de herinneringen aan dode koningen, die als het ware nog gezag uitoefenden op hun onderdanen via ingebeelde stemmen in hun hoofd. [...]
Dat zou erop neerkomen dat de opheffing van het tweekamerige verstand zich niet plotseling heeft voltrokken in de geschiedenis, maar dat het een geleidelijke terugtrekking was naar de kinderjaren van het moment waarop hallucinatorische stemmen en verschijningen werden doorzien als niet reëel. [...] Het probleem met deze versie van de theorie is dat ze niet verklaart waarom goden vandaag nog altijd in het volwassen denken bestaan.
Hoor je dat stemmetje in je hoofd dat momenteel druk bezig is deze zin te lezen? Hoor je hem of haar? Volgens de eerder genoemde psycholoog Julian Jaynes besefte men tot ongeveer 1000 (!) v. Chr. niet dat die stemmen slechts een onderdeel van de menselijke geest zijn, maar dacht men dat ze van buitenaf kwamen, bijvoorbeeld van een goddelijk wezen. Er was als het ware een deel in het brein dat intern 'sprak', en een ander deel in het brein dat luisterde en uitvoerde. Jaynes noemt dit de hypothese van het tweekamerige verstand (Engels: bicameralism) - verwijzend naar het feit dat de geest twee 'kamers' had.
Argumenten voor het tweekamerige verstand
Aan de hand van het desbetreffende Wikipedia-artikel gaan we even op wandel door de wereld van het tweekamerige verstand. In antieke samenlevingen (voor 1000 v. Chr.) hadden de mensen dus een deel of 'stem' in hun hoofd die opdrachten gaf, en een ander deel of 'stem' die luisterde en uitvoerde, aldus Jaynes. Hij koppelt hier enkele belangrijke gevolgen aan. Zo was men in feite niet in staat tot introspectie, reflectie, en besef van het feit dat men een zelfbewust wezen was. Dat wil zeggen dat een groep mensen van pakweg 5000 v. Chr. - ervan uitgaande dat je ze eerst leert lezen en schrijven - het moeilijk zou hebben met de opdrachten in reflector1@work! Men 'wist' letterlijk niet waarom men iets deed.
In plaats van dat men bewuste keuzes maakte (in nieuwe en onbekende situaties), zou een persoon gewoon een stem of 'god' hallucineren, die vermanende adviezen of bevelen gaf die men zonder tegenspraak diende te gehoorzamen. Men was zich niet bewust van de eigen denkprocessen. Met andere woorden: meta-cognitie, denken over het denken, bestond nog niet. Het valt te vergelijken met de moderne schizofreen die stemmetjes in zijn hoofd hoort die hem bevelen bepaalde zaken te doen.
Rond 3000 v. Chr. zou deze denkwijze de norm zijn. Om deze stelling te bewijzen, doet Jaynes een beroep op verschillende bronnen, waaronder historische literatuur. Jaynes haalt de Illias en delen van het Oude Testament aan als bewijs van deze manier van denken. Hoewel het Illias-epos rond de 8ste eeuw v. Chr. door Homeros neergeschreven werd, is de inhoud ongeveer 400 jaar ouder: het verhaal speelt zich namelijk af in de 12de eeuw v. Chr. (dus vóór 1000 v. Chr.).
De Illias en het Oude Testament, als producten van het denken vóór 1000 v. Chr., bevatten volgens Jaynes geen blijk van introspectie en lijken de auteurs niet zelfbewust te zijn. Latere literatuur, zoals het Bijbelboek Prediker en de Odyssee van Homeros, getuigen van een andere soort mentaliteit - een vroege vorm van bewustzijn.
Als je kijkt naar de geschiedenis van religie, zie je dat de oudste religies (bv. de Egyptische) veel meer en veel menselijkere goden hadden (polytheïsme), terwijl de hedendaagse wereldreligies monotheïstisch (= geloof in één abstracte, niet-menselijke god) zijn (met het hindoeïsme als interessante uitzondering). Volgens Jaynes komt dit omdat de goden voortkwamen uit het tweekamerige verstand van individuele mensen en zo een afspiegeling van hun verlangens en ervaringen waren. Ten slotte geloofden antieke samenlevingen dat lijken in zekere zin nog leefden: ze werden gekleed, kregen en plaats, offers, en soms zelfs eten.
Waar 'zit' het tweekamerige verstand dan?
In de linkerhelft van onze hersenen hebben we twee kleine gebieden die in verband staan met de productie (Broca's gebied) en het begrip (Wernickes gebied) van gesproken taal. Jaynes stelt voor dat het menselijk brein ooit ook twee gebieden kende op dezelfde plaats, maar dan op de rechterhersenhelft. Volgens hem waren die twee gebieden de bron van de 'stemmen' waarvan de mensen bevelen kregen.
Zoals eerder vermeld is schizofrenie, net als godsdienst in het algemeen, volgens Jaynes een modern overblijfsel van het tweekamerige verstand. In het tweede millenium voor Christus werden menselijke samenlevingen steeds complexer, waardoor het tweekamerige verstand niet langer de problemen destijds het hoofd kon bieden. Zelfbewustzijn is ontstaan om crisissen zoals in de Late Bronstijd het hoofd te bieden.
Met het verdwijnen van het tweekamerige verstand deden introspectie en (zelf)bewustzijn hun intrede. Het lijkt me dan ook niet toevallig dat filosofie zowat overal ter wereld in het eerste millenium voor Christus ontstaan is en nooit voordien. Het verdwijnen van het tweekamerige verstand had nog een gevolg: het ontstaan van o.a. gebed en orakels. Men kon de 'stemmen', die ooit bevelen gaven, niet meer zélf horen, en daarom probeerde men die via gebed of orakels te bereiken.
Kritiek op de hypothese
Ik denk dat het nu wel duidelijk is wat voor een fascinerende hypothese het tweekamerige verstand is. Natuurlijk heeft ze ook de nodige kritiek gekregen. Die kritiek focust zich vooral op het vermeende gebrek aan echt neuropsychologisch bewijs voor de hypothese. Later onderzoek wees echter in de richting van een verband tussen activiteit in de rechterhersenhelft en auditieve hallucinaties. Het Gilgamesj-epos - geschreven in de 21ste eeuw vóór Christus - wordt wel eens aangehaald als verwerping van Jaynes stelling. Het zou namelijk wel blijken van introspectie en zelfbewustzijn.
Richard Dawkins' kritiek dat het tweekamerig verstand hedendaags godsgeloof niet verklaart, volg ik niet. Het is namelijk perfect mogelijk om te geloven in god(en), of een bovennatuurlijke kracht, en tegelijk bewust te zijn van je eigen denken.
Dit artikel in enkele krachtlijnen
- Volgens Julian Jaynes had het menselijke brein in de tijd vóór 1000 v. Chr. twee delen: een deel dat bevelen gaf en een deel dat uitvoerde. Men was niet in staat na te denken over het eigen handelen. De bron van het handelen werd als iets van buitenaf ervaren. Jaynes noemt deze mentaliteit het tweekamerige verstand.
- Het tweekamerige verstand ligt aan de basis van geloof in god(en), want men geloofde dat zij de oorsprong van de stemmen waren. Ook schizofrenie (stemmetjes horen) is een modern overblijfsel.
- In het tweede millenium voor Christus verdween het tweekamerige verstand. Introspectie (nadenken over jezelf) en filosofie zijn hier een resultaat van. Heden zijn we ons bewust dat onze interne stem, die we horen wanneer we denken, deel uitmaakt van onszelf. Het is ook daarom dat men tegenwoordig meer in één, abstracte god gelooft.