Als persoonlijkheidstestenthousiasteling (wat een woord!) vertel ik mijn vooralsnog onzichtbare publiek graag over de wondere wereld van de Big Five. De Big Five van de persoonlijkheid is een manier om over de persoonlijkheden van mensen na te denken. Maar hoe zit deze in elkaar? Hoe is ze ontstaan? En - misschien nog belangrijker en veel minder bekend - welke kanttekeningen en aanvullingen zijn er nog?
Historiek
Deze tekst is gebaseerd op het Engelstalige Wikipedia-artikel. Als je aan mensen vraagt om hun eigen karakter of dat van anderen te omschrijven, zullen ze daar meestal enkele bijvoeglijke naamwoorden opplakken: vrolijk, rustig, stil, opvliegend, ... Deze woorden hebben altijd al bestaan en werden in woordenboeken opgenomen.
In 1936 haalde de sociaal-psycholoog Gordon Allport 4504 woorden, die volgens hem met persoonlijkheid te maken hadden, uit eigentijdse woordenboeken. Aangezien Ctrl + F in die tijd nog niet bestond, moet dat wel heel lang geduurd hebben. In 1940 haalde Raymond Cattell - ook bekend van zijn intelligentieonderzoek - alles wat geen bijvoeglijk naamwoord was uit Allports lijst. Bovendien kieperde hij alle synoniemen eruit en slaagde er zo in slechts 171 woorden over te houden. Als je al deze woorden in categorieën gaat groeperen, hou je een aantal belangrijke categorieën over: dit noemt men factoranalyse.
In de jaren '60 en '70 dachten onderzoekers vooral dat de situatie bepalend was voor iemands gedrag en dat 'persoonlijkheid' misschien zelfs niet bestond. Later kwam hier verandering in, en tegenwoordig gaan onderzoekers er vanuit dat de situatie én je persoonlijkheid je gedrag bepalen. In de jaren '80 deed de psycholoog Lewis Goldberg - onafhankelijk van Allport en Cattell - opnieuw aan factoranalyse, met als resultaat de tegenwoordig gekende Big Five. Dit zijn vijf grote, belangrijke groeperingen van persoonlijkheidskenmerken waarvan iedereen wordt geacht ze in sterkere of zwakkere mate te bezitten.
Wat zijn deze grote vijf persoonlijkheidsdimensies nu eigenlijk? Ik leg ze één voor één uit. De tekst is gebaseerd op uitleg door John A. Johnson, een professor aan een Amerikaanse universiteit, die veel onderzoek heeft gedaan naar de Big Five.
1. Extraversie
Extraversie is in essentie de hoeveelheid stimulatie uit de buitenwereld die iemand nodig heeft. Concreet: aan hoeveel sociaal contact, opwinding en actie heeft een persoon nood? Meer extraverte mensen zullen hier veel nood aan hebben en ook van genieten, in tegenstelling tot meer introverte mensen, die snel overspoeld worden door een veelheid aan prikkels. Bovendien zijn extraverten actiever en meer geneigd om openlijk zichtbaar positieve emoties (enthousiasme, vreugde, optimisme) te ervaren.
Introverten zijn niet per se verlegen of depressief (depressiviteit hoort bij een andere trek, zie verder), maar zullen hun blije emoties op een minder opvallende manier uiten en zijn vlugger overweldigd (wordt tegenwoordig soms ook met het modewoord 'hooggevoelig' aangeduid).
2. Vriendelijkheid (Agreeableness)
Deze dimensie, beter bekend als het Engelse woord 'Agreeableness', wordt soms vertaald als servicegerichtheid, onbaatzuchtigheid of (naar mijn mening misleidend) altruïsme. Mensen die hierop hoog scoren, zijn oprecht bekommerd om het welzijn en geluk van hun medemens en staan bekend als vriendelijk, coöperatief en behulpzaam. Ze hebben een positief beeld van zichzelf en van andere mensen.
Mensen die laag scoren op 'Agreeableness' daarentegen, zijn eerder gericht op zelfbehoud, ook ten koste van de belangen van anderen. Ze vertrouwen anderen niet snel en hebben een negatief beeld van anderen. Soms worden ze omschreven als egoïstisch, kil of afstandelijk.
Het spreekt voor zich dat zeer 'agreeable' mensen altijd meer gewaardeerd worden door anderen. Een lage mate van 'Agreeableeness' blijkt echter handig te zijn in situaties waar harde, objectieve keuzes moeten gemaakt worden, zoals in de wetenschappen, het leger, bij de politie, of in justitie.
3. Nauwgezetheid ('Conscientiousness')
Het Engelse 'Conscientiousness' wordt geregeld vertaald als nauwgezetheid, gewetenvolheid of zorgvuldigheid. Dit is de mate waarin iemand belang hecht aan precisie, orde en structuur. Erg nauwgezette mensen hebben aandacht voor detail, doen alles ruim op tijd en genieten meestal van een nette, sobere omgeving. Ze doen eerst hun werk en dan pas andere zaken.
Minder nauwgezette mensen daarentegen worden minder gestoord door wanorde of rommel en kunnen structuur, regeltjes en plannen soms zelfs als verstikkend ervaren.
4. Emotionele stabiliteit ('Neuroticism')
Mensen die hoog op deze schaal scoren, hebben de neiging om vlugger angst, woede of depressie te ervaren. Voor neurotische mensen is de drempel om deze negatieve gevoelens te hebben niet alleen lager, ze zullen ze ook in meer verschillende situaties krijgen. Mensen die laag scoren, zullen minder snel gestresseerd worden en blijven vaker kalm. Dat betekent echter niet dat ze vaker positieve stemmingen ervaren; dit valt onder extraversie.
5. Openheid voor ervaringen
Ook de mate waarin iemand open staat voor (nieuwe) ervaringen is een belangrijke persoonlijkheidstrek. Mensen die hoog scoren, zullen eerder omschreven worden als fantasierijk, intellectueel en creatief. Ze kunnen meer waardering opbrengen voor kunst en abstracte concepten die geen onmiddellijk nut hebben. Bovendien staan ze meer open voor de opvattingen van anderen, ook van mensen waar ze het niet helemaal mee eens zijn.
Lage scoorders op Openheid daarentegen, hebben eerder een voorkeur voor routine, bekende zaken en duidelijkheid. Ze zullen meestal niet enthousiast zijn over verandering en nieuwigheid. Hoewel men het meestal niet zegt, wordt veel Openheid door psychologen - die zelf vaak ruimdenkend zijn - als iets positief gezien. Een lage Openheid daarentegen kan van pas komen in politiewerk, de verkoop en enkele andere beroepen.
Zin in een test?
Nu je een beeld hebt van de vijf grote trekken, vraag je je wellicht af: wat zijn mijn scores? Er bestaan heel veel Big Five-vragenlijsten, gratis op het internet. Je kan gratis online de NEO-PI-R-persoonlijkheidsvragenlijst in vullen, de best onderzochte en meest wetenschappelijke versie. Deze test is echter wel heel lang (300 items in de lange versie, 120 in de korte), daarom raad ik de Big Five-test met 35 vragen van IDRlabs aan. Er bestaat ook een iets uitgebreidere versie met 30 subschalen (50 vragen).
Kanttekeningen en kritiek
Wie al enige voorkennis psychologie had, heeft tot nu toe waarschijnlijk niets nieuws uit dit artikel geleerd. Wat men in de meeste inleidende cursussen psychologie meestal achterwege laat, zijn de kritieken en mogelijke toevoegingen. Dit is begrijpelijk, aangezien de Big Five een zeer goed wetenschappelijk onderbouwd model is - volgens sommigen het beste.
Toch is er de nodige kritiek op de Big Five. Eerst en vooral is de Big Five beschrijvend, het is niet zo verklarend of voorspellend. Daarnaast heeft men kritiek op de opbouw (methode) van de Big Five: de Big Five werd gebouwd op woorden, en woorden bestaan niet op zich, in een vacuüm. Sommige onderzoekers (bron) vermoeden dat het feit dat Extraversie en Emotionele stabliteit twee grote factoren zijn, eerder te maken heeft met de aard van de taal dan met de aard van de mens zelf! Zo zouden er meer woorden bestaan die te maken hebben met sociaal gedrag en met negatieve emoties, wat respectievelijk het bestaan van de schalen Extraversie en Emotionele stabiliteit zou verklaren. Voor deze theorie valt zeker iets te zeggen. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de lijst van alle emoji, zie je dat er duidelijk véél meer emoji zijn om negatieve gevoelens dan om positieve uit te drukken, wat een afspiegeling van onze woordelijke taal zou kunnen zijn.
Anderen vinden dan weer dat andere belangrijke persoonlijkheidstrekken niet opgenomen worden in de Big Five. Worden o.a. genoemd: religiositeit, seksualiteit, eerlijkheid, vrouwelijkheid-mannelijkheid, gevoel voor humor. Interessante kritiek van Dan P. McAdams: de Big Five is 'vreemdelingenpsychologie': het is gemakkelijk om deze vijf trekken vast te stellen in iemand die we niet of slechts oppervlakkig kennen. Andere karaktertrekken ontdekken we pas in meer persoonlijke, intieme situaties.
Er is al een serieuze poging ondernomen om een 'zesde factor' ('Big Six') toe te voegen aan het model. Men noemt dit het HEXACO-model, waarbij 'Emotionele stabiliteit' wordt vervangen door de schalen Eerlijkheid-Bescheidenheid en Emotionaliteit. Je kan hier een gratis HEXACO-test invullen (48 vragen).
Tenslotte is er ook nog een theorie die stelt dat je twee sterkste en/of zwakste trekken bijzonder bepalend zijn voor je persoonlijkheid. Op de website van de eerder genoemde professor John A. Johnson vinden we een overzicht van 40 'persoonlijkheidspatronen'. Ze zijn gebaseerd op het werk van de psychologen Hofstee, De Raade en Goldberg en zijn telkens het resultaat zijn van een combinatie van de twee meest uitgesproken trekken ten opzichte van het gemiddelde.
Iemand die op een Big Five-test bijvoorbeeld 90% scoort op 'Agreeableness' en 90% op 'Openheid' (en minder dan 90%, maar meer dan 10% [want 100 - 90 = 10] op alle andere trekken) is in dit model een 'Tolerant' type. Een hoge mate aan vriendelijkheid en openheid zijn dus de twee belangrijkste trekken van deze persoon. De beschrijving van het Tolerant Type is (vertaald):
Tolerante Types staan open voor, en aanvaarden de verschillen van andere mensen. Ze geven om de gevoelens van anderen en houden rekening met hun meningen wanneer ze een beslissing nemen. Hun sociale vaardigheden zijn redelijk goed ontwikkeld en ze kunnen normaal gezien goed aarden, zowel in de rol van collega als in die van diensthoofd. Ze worden door anderen omschreven met begrippen zoals goed van karakter, empathisch, vriendelijk, tactvol, diplomatisch, kalm en evenwichtig.
Maar een groot deel van de vier persoonlijkheidspatronen hebben lang niet zo'n positieve beschrijving! Zo zou iemand met als sterkste trekken twee zeer lage scores voor extraversie én voor nauwgezetheid een 'Apathisch Type' zijn:
Apathische Types hebben een gebrek aan energie en sturing in hun leven. Ze worden door anderen omschreven met begrippen zoals passief, weinig energiek, traag, besluiteloos, doelloos en vaag.
Misschien daarom dat deze theorie slechts zeer weinig bekendheid verwierf en ook niet werden opgenomen in het resultaat dat je krijgt op de eerder genoemde NEO-PI-R-persoonlijkheidstest. Daarnaast zou het van de Big Five een typologie maken (indelen van mensen in hokjes), wat in strijd is met de idee dat de trekken een spectrum zijn en er geen hokjes zijn. Op de Big Five-test vind je wél nog onderaan je 'patroon'.
Conclusie
De Big Five is een zeer interessant model om vlug een overzicht te krijgen van iemands persoonlijkheid. Je kan moeilijk ontkennen dat het inderdaad heel wat beschrijft. Maar het is ook niet alles: sommige, misschien zelfs belangrijke zaken worden niet in overweging genomen. Men dient dus zeker op te passen met bv. toepassingen in de personeelsselectie!