Vandaag heb ik eindelijk 'Intimiteit' van Paul Verhaeghe uit de lokale bibliotheek mogen ophalen. Op geheel logische wijze keek ik éérst achterin het boek naar alle referenties en de geciteerde auteurs. Eentje leek wel bijzonder interessant: een artikel door Rutger Bregman in De Correspondent, genaamd: 'De vergeten les van duizenden jaren oorlog: de mens is veel minder gewelddadig dan je denkt'. Rutger Bregman is een verstandige auteur, dus zocht ik het artikel meteen op.
Hoezeer we ook verschillen in onze opvattingen over de mens, lijkt er iets waar mensen van alle tijden het over eens zijn: de mens is één en al gewelddadig, haal je het dunne laagje beschaving weg, dan komt de ware aard naar boven: een strijd van allen tegen allen met de wet van de sterkste als eindoordeel. Als mensen berichten te zien krijgen over oorlog of Syrië of rellen in Londen of Parijs, dan lijkt deze idee voor de zoveelste keer bevestigd. 'Het lijkt waarschijnlijk dat de allereerste menselijke culturen - het beeld van de nobele wilde ten spijt - nogal gewelddadig waren.' schreef ik zelf nog in mijn artikel over Girard.
Alleen, misschien is het niet zo simpel. In zijn artikel begint Bregman met een historisch voorbeeld, de slag bij de atol Makin in de Atlantische Oceaan. Die vond plaats in de Tweede Wereldoorlog. Destijds was er een kolonel genaamd Samuel Marshall, die het idee kreeg om soldaten te interviewen. Wat blijkt? De overgrote meerderheid (80 à 90%) van de soldaten zou helemaal niet geschoten hebben. Andere voorbeelden lijken die vaststelling te bevestigen.
Hoe komt het dan dat er miljoenen onschuldige slachtoffers vielen tijdens die Tweede Wereldoorlog. Was dat dan niet hét bewijs van die gewelddadige aard van de mens? Welnu, in feite kan je die hoge aantallen op een andere manier verklaren. De meerderheid van de slachtoffers werden niet persoonlijk gemaakt door geweervuur en bajonetten, maar door bommen en granaten. Het feit dat bommen ons vanop (kunstmatige) afstand laten doden, staat toe dat er zo veel slachtoffers vallen. We zien ze niet, de duizenden slachtoffers van de atoombommen in Hiroshima en Nagasaki. Slachtoffers van luchtbombardementen in Syrië worden evenmin gezien door de F16-piloten.
Dit doet mij allemaal denken aan de filosoof Emmanuel Levinas, die met veel intensiteit schreef over het Gelaat van de Ander: in het Gelaat van de Ander zit in een oproep tot verantwoordelijkheid voor de medemens, zo parafraseer ik het. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Gelaat (letterlijk: het gezicht, de blik van de ander) van miljoenen joden en anderen genegeerd (weggemoffeld in de gaskamers zag men het niet).
Hoe groter de afstand tussen de doder en het slachtoffer, hoe ondraaglijker het geweld, dankzij onze 'oermenselijke afkeer van het geweld', merkt Bregman terecht op. Hij illustreert het nog verder met een aantal historische voorbeelden. Naast fysieke afstand (een atoombom droppen is meer afstand dan met een geweer schieten is meer afstand dan iemand neersteken...) spreekt hij ook van 'psychologische afstand': de vijand afschilderen als ratten, parasieten. (Hier komen we toch opnieuw in de buurt van Girards opvatting over de zondebok.)
In conclusie is de mens dus helemaal niet zo gewelddadig, en zijn uitzonderlijke omstandigheden (massavernietigingswapens + extreme propaganda) nodig om tóch geweld te creëren. Hoe komt het dan dat we tóch massaal overtuigd zijn van de gewelddadige aard van de mens? Volgens Bregman komt het omdat we steevast op de uitzonderingen focussen: geschiedenisonderwijs, films, boeken: allemaal lopen ze over van het extreme geweld. En dan krijgen we het idee dat alle mensen tot dit extreme geweld in staat zijn, maar dat lijkt dus niet zo te zijn.
Persoonlijk wil ik wél nog een kanttekening toevoegen. Als het op extreem geweld aankomt (het doden van andere mensen), denk ik inderdaad dat 90% van de mensen dit gewoon niet wil of kan. Maar 'subtielere' vormen van geweld komen veel meer voor, vrees ik. Je zou het 'psychologisch' geweld kunnen noemen: daarbij moet je niet alleen aan schelden, pesten en treiteren denken, maar ook aan passief-agressief gedrag, roddelen, paranoia (ervan uitgaan dat de ander slechte bedoelingen heeft), en misschien nog het ergst van al: geweld tegenover onszelf (zelfhaat, zelfbeklag). Dat zijn vormen van geweld waarbij natuurlijk geen gewonden of doden vallen, maar die wel veel moois verpesten. Hier is dan de rol voor de psychotherapie, het zelfhulpboek en de kunst weggelegd, vind ik.